Die geweldige pisbak waar alles kan

De Meer leeft voort als orgaandonor in huizen, sportcomplexen en een restaurant

Juist die rafelranden, die typische onvolkomenhedenvanhet stadion en het omliggende terrein, maken De Meer ons eigen stadion. Ik ken de geuren. Van oud vet, verse pis en het net gemaaide gras van de trainingsvelden. Ik weet precies wat voor winkelhaken de punten in de hekken tussen de vakken maken. Want welke seizoenkaart ik ook in mijn zak heb, vak F, G, H, O of M, er is altijd wel een leuker vak met bekenden waar je even wilt buurten. En dat kan, omdat het ons huis is.

Lege tribunes

Kaarten tekort zijn er nooit. In weerwil van de mythevorming is De Meer vaker niet uitverkocht dan wel. Ik herinner mij nog een bijna smekend in de camera kijkende Jan Wouters, die ten tijde van het korte faalbewind van Kurt Linder in De Telegraaf oproept om Ajax toch maar vooral te komen steunen. In het seizoen 1986-1987, dat van de omhaal van Van Basten tegen Den Bosch, komen er tegen Sparta 6.000 supporters opdagen. Een jaar later, meteen na de Europa Cup II-winst, ligt het gemiddelde op iets meer dan 10.000 bezoekers, en dat is inclusief de uitverkochte krakers tegen PSV en Feyenoord (24.000 en 20.000 toeschouwers), die ook aan de Middenweg worden uitgevochten.

 

Maar zelfs als de kaarten schaars zijn, komt iedereen binnen in de huiskamer. In een vooruitstrevende bui is Ajax als een van de eerste clubs overgeschakeld op seizoenkaarten van creditcardformaat. Een elektronisch toegangssysteem is er nog lang niet, maar daar hebben ze wat op gevonden in de volgepropte minikantoortjes achter de bakstenen muren: de watervaste stift. Gewapend met een ‘Edding’ krast een suppoost het nummer van de wedstrijd door op de plastic kaart. Met een veeg van een natte duim is die er weer af. De kaarten worden verzameld in een leeg sigarettenpakje en het stinkslootje overgegooid dat aan drie zijden van De Meer als slotgracht moet fungeren. Klaar voor hergebruik. Dat herhaalt zich net zo lang tot de sporen van de stift zichtbaar blijven. Magic tape als beschermlaagje werkt ook goed.

 

Afscheid en vuurwerk, dat regelen we ook zelf in De Meer. Natuurlijk is het allemaal veiliger nu, maar wat is het mooi: een heel stadion in de fik. De miljoenklappers die een kwartier blijven doorknallen, zijn een beetje over de top, maar is dat niet juist de charme van De Meer, dat het allemaal niet zo gelikt en georganiseerd is? Het geld is bijeengebracht door met een oude Albert Heijn-tas op de staantribune te collecteren. Bergkamp en Jonk, Pettersson, ze krijgen een afscheid dat weliswaar niet helemaal volgens de regels is, maar dat wel de mooiste plaatjes oplevert. En tranen bij de spelers. Ja, zelfs bij Dennis Bergkamp.

 

Ook de spelers weten dat De Meer ons huis is. Besloten trainingen bestaan nog niet, als het lekker weer is en je hebt niets te doen, dan loop je het terrein van De Meer op en volg je de verrichtingen van de Ajacieden op het gras voor het stadion kritisch. Na een afzwaaier van Marciano Vink, eindigt de bal in de kofferbak van een F-Sider. Vink: “Mag ik de bal terug?” Supporter: “Eerst bijtekenen, dan kom ik hem bij je brengen.” De bal wordt na de training keurig overhandigd aan materiaalman Sjaak Wolfs, die met een knipoog beloofde niets tegen Marciano Vink te zeggen.

Ome Sjaak

Ome Sjaak noemen we hem. Altijd een praatje, 

altijd een schouderklopje. Officiële rondleidingen zijn er niet, maar als Ome Sjaak - of Bobby Haarms - in een vrolijke bui is, dan trekt hij je zo mee naar binnen. Niet teveel tegelijk, ze moeten wel in de gaten kunnen houden dat er niets wordt gejat. Met Sjaak naar het materiaalhok (“De schoenen van Dennis Bergkamp, alleen kijken, niet aankomen”) of met Bobby door de gang naar de kleedkamer (hij wijst alle internationals die ingelijst de muur sieren een voor een aan). Ook zij begrijpen dat het ons gezamenlijke huis was. Dat het stadion gemaakt is voor lichte anarchie, staat al bij de opening vast. Volgens de overlevering zet het zoontje van oud-speler André Brokmann de schaar al in het lint dat wethouder Vis moet doorknippen. De notabel kan het nog net voorkomen. De voorbode van sportieve glorie is er ook al, want Ajax veegt Stade Français die dag met 5-1 van de mat. Dezelfde uitslag als de laatste wedstrijd in De Meer, tegen Willem II.

 

Naast een gezonde dosis eigenwijsheid is dat ook De Meer: hoogtepunten die voor altijd op het netvlies van de voetballiefhebber staan gebrand. Het in 1978 in gebruik genomen elektronische scorebord bestaat uit een onmetelijke verzameling gloeilampen die twee keer zes rijen tekst kunnen verwerken. Met de twee regels voor de tussenstand, moet er na tien doelpunten geïmproviseerd worden. Soms gaat het net goed, zoals bij Ajax - Willem II in 1983 (8-2), bij Ajax - Sparta in 1985 (9-0) en bij Ajax - Den Haag in 1982 (9-1). Ook in Europa is het soms kantje boord: Omonia Nicosia houdt in 1979 de schade net beperkt tot 10-0. Red Boys Differdange valt wel van het scorebord. De 14-0 in 1984 was een goedmaker voor de beschamende 0-0 in de eerste wedstrijd in Luxemburg.

Donor

De Meer is dood. In augustus 1996 wordt het legendarisch Ajax-Stadion, waarvoor op 21 april 1934 door voorzitter Marius Koolhaas de eerste paal is geslagen, met de grond gelijkgemaakt. Een flinke brand richt kort daarvoor al ernstige schade aan. Maar als een soort orgaandonor is het huis aan de Middenweg nog levend. Her en der zijn nog stukjes De Meer te vinden. Het scorebord leeft voort in de fittingen van een aantal supporters. Ajacied Gerco kan zich nog herinneren hoe hij een deel van De Meer wilde laten voortbestaan. “Ik klom tijdens de laatste wedstrijd op de schouders van een vriend om wat lampjes uit het bord te draaien in vak O. Ik werd eraf getrokken door een steward. Ik ben vak O uitgelopen, vak P opgerend, kreeg daar een zetje van iemand en pakte alsnog mijn lampjes. Tot woede van de stewards die vanachter het hek en prikkeldraad stonden te roepen dat het niet mocht.” Een van de lampjes komt naast de tv van Gerco terecht. “Meestal zaten we in het stadion, maar als we eens een wedstrijd op tv keken, knipperde ik even met het scorebordlampje als Ajax scoorde. Kinderachtig natuurlijk, maar wel leuk.” Het fanatisme waarmee de stewards proberen het stadion heel te houden,

is hartverwarmend maar vreemd, want bijna alles is dan al kapot of gestolen. Bij de schrijver van dit stuk hangt het lichtbord van vak O aan de muur, dat drie weken voor de laatste wedstrijd in het holst van de nacht van de muur is gehaald. Samen met bijna alle andere letters. Alleen de M en de N blijven hangen. “In de hoeken van de tribunes stonden huisjes en in dat tussen vak M en vak N, het uitvak, woonde de beheerder. Die was doof, maar hij had een hond die dat niet was. We waren bang dat dat beest ons zou verraden." Wel balen, "want die M was natuurlijk goud waard”, aldus een van de bordenhalers met een seizoenkaart op vak M, het zitvak waar de oude F-side is neergestreken en van waaruit John van ‘t Schip zich tweewekelijks de kreet “Johnny! Geile wijven!” moet laten welgevallen.

Erfgoed

Ajax heeft sinds enkele jaren een erfgoedcommissie die de historie van Ajax in kaart brengt en bewaart. Coördinator Carel Berenschot heeft nog een groot aantal relikwieën in zijn collectie. Een bestuurstafel met Ajax-logo bijvoorbeeld, een plaquette ter herinnering aan de opening, een buste van de legendarische trainer Jack Reynolds. Ook een krukje waarvan wordt beweerd dat Reynolds er langs de zijlijn op zat tijdens wedstrijden. En een Ajax-sculptuur, aangeboden door de loodgieters van Gebr. Schetters & Co, die de leidingen legden in 1934. Een aantal delen van De Meer is te zien in het nieuwe Ajax-museum, maar veel ligt bij de supporters thuis. Dat hoort gevoelsmatig meer bij De Meer dan een museum. En het leukst zijn toch de onderdelen die nog in gebruik zijn.

Boven het parkeerdek van de Arena hangen de originele letters 'Ajax', met een ouderwetse leren bal op de ‘j’, die vanaf de Middenweg zo goed zichtbaar waren. Replica’s hangen aan de muur bij het jeugdcomplex De Toekomst.

Die waren gemaakt omdat de letters tussen 1996 en 2008 spoorloos waren. Ze bleken in de garage te liggen van supporters Jordi en Alex, die ze naar eigen zeggen in een vuilcontainer hadden gevonden.

Wél origineel op de Toekomst zijn de glas-in-loodramen uit de kantine van De Meer. De ramen werden bij de opening van het stadion, op 9 december 1934, door het Comité Huldeblijk Ajax geschonken aan Ajax-lid en architect van De Meer, Jordanus Roodenburgh.

Lange tijd zaten de supporters van Longa ‘30 in Lichtenvoorde op stoeltjes van de Reynolds-tribune. Tot ze ook daar in 2013 niet meer voldeden. Een dug-out staat naast het verstrooiveld van crematorium Westgaarde in Amsterdam. En de lampen uit de lichtmasten hangen aan het plafond van Café Restaurant Amsterdam aan het Watertorenplein. Wie de scorebordlampjes van Gerco te min vindt, kan daar tijdens het diner de ogen bijna dichtknijpen en zich tussen de wimpers door nog even in De Meer wanen. Jammer van de vriendelijke bediening en de schone toiletten.

Vrienden van VanBastisch